De Akademiepenning wordt tweejaarlijks uitgereikt aan een persoon die zich zeer verdienstelijk heeft gemaakt voor (de bloei van) de wetenschap in Nederland in de ruimste zin.
De Akademiepenning wordt tweejaarlijks uitgereikt aan een persoon die zich zeer verdienstelijk heeft gemaakt voor (de bloei van) de wetenschap in Nederland in de ruimste zin.
Alle vakgebieden; wetenschapsbeleid
Eén persoon die zich in Nederland zeer verdienstelijk heeft gemaakt voor (de bloei van) de wetenschap in de ruimste zin. Bedoelde verdienste voor de Nederlandse wetenschap kan bijvoorbeeld betrekking hebben op het stimuleren of verbeteren van de wetenschapsbeoefening, bijdragen aan wetenschapsbeleid, leiderschapskwaliteiten of bijdragen aan de maatschappelijke impact van wetenschap in brede zin, waaronder wetenschapscommunicatie.
Leden van de KNAW, De Jonge Akademie en de Akademie van Kunsten komen niet in aanmerking voor de Akademiepenning.
De volgende personen en instellingen kunnen nominaties indienen voor de Akademiepenning:
De Akademiepenning 2023 werd toegekend aan Carla Hollak, hoogleraar metabole ziekten, in het bijzonder de erfelijke stofwisselingsziekten, aan de Universiteit van Amsterdam en Amsterdam UMC. De uitreiking vond plaats op 30 mei 2023 in het KNAW Trippenhuis in Amsterdam.
Carla Hollak, hoogleraar metabole ziekten, in het bijzonder de erfelijke stofwisselingsziekten, aan de Universiteit van Amsterdam en Amsterdam UMC, ontvangt op 30 mei de Akademiepenning van de KNAW. Ze krijgt die prijs omdat ze een boegbeeld is op het gebied van maatschappelijk geëngageerde geneeskunde en daarmee een inspirator voor een nieuwe generatie geneeskundigen. Ook is Hollak een aanjager van de discussie over de toegankelijkheid en betaalbaarheid van medicijnen. De KNAW reikt de Akademiepenning eens in de twee jaar uit aan een persoon die zich bijzonder heeft ingezet voor de bloei van de Nederlandse wetenschap.
Foto: Annick Elzenga — Zie meer foto's van de prijsuitreiking op Flickr
Foto: Annick Elzenga — Zie meer foto's op Flickr
Foto: Annick Elzenga — Zie meer foto's op Flickr
Jaap van Dissel, directeur van het Centrum van Infectieziekten van het RIVM en hoogleraar interne geneeskunde en infectieziekten aan de Universiteit Leiden, ontvangt op 31 mei de Akademiepenning van de KNAW. Van Dissel krijgt de prijs voor de wijze waarop hij tijdens de corona-epidemie de minister van VWS en het crisisteam van de overheid wetenschappelijk heeft geadviseerd over de bestrijding van COVID-19.
De Akademie reikt de prijs eens in de twee jaar uit aan een persoon die zich bijzonder heeft ingezet voor de bloei van de Nederlandse wetenschap.
Als voorzitter van het landelijke Outbreak Management Team heeft Van Dissel zich vanaf het begin van de pandemie met tomeloze energie en bewonderingswaardige rust ingezet om politiek en publiek te informeren over de wetenschappelijke kennis over COVID-19. Dat doet hij in een zich snel ontwikkelende crisis, en onder druk van discussies in politiek, samenleving én wetenschap.
In zijn briefings aan het kabinet schroomt hij niet om wetenschappelijke verhandelingen te houden, en hij legt keer op keer uit wat de essentie van de vraagstukken is en wat de grenzen zijn van de huidige kennis. Hij blijft altijd dicht bij de rol die van een wetenschapper verwacht mag worden en laat zich niet verleiden tot politieke uitspraken. Jaap van Dissel is met recht te beschouwen als een 'honest broker' van de wetenschap.
Jaap Tamino van Dissel (1957) heeft als wetenschapper een grote staat van dienst. Na zijn promotie op de menselijke afweer tegen intracellulair levende micro-organismen, volgde Van Dissel de opleiding tot internist aan het Leiden Universitair Medisch Centrum en specialiseerde zich in infectieziekten. Hij deed onderzoek in de Verenigde Staten aan Duke University Medical Center, Durham en Cold Spring Harbor laboratorium, en was staflid bij de afdeling Infectieziekten van het Leiden Universitair Medisch Centrum, waar hij in 1999 werd benoemd tot hoogleraar interne geneeskunde en infectieziekten. Vanaf 2013 is Van Dissel tevens directeur van het Centrum voor Infectieziektebestrijding, van het RIVM.
De Akademiepenning werd op 31 mei 2021 uitgereikt aan Jaap van Dissel, tijdens de jaarlijkse Akademiemiddag. Kijk de uitzending hier terug.
Trudy Dehue, wetenschapssocioloog, publicist en emeritus hoogleraar van de Rijksuniversiteit Groningen, ontvangt de Akademiepenning 2019. Dehue krijgt de prijs omdat ze het maatschappelijk debat over belangrijke kwesties in de wetenschap in gang heeft gezet.
Als wetenschapsfilosoof en -socioloog heeft Trudy Dehue speciale aandacht voor de wetenschappen die mensen onderzoeken: psychologie, psychiatrie en hersenonderzoek. Ze is van mening dat onderzoekers niet alleen moeten vertellen wát ze hebben gevonden, maar vooral hoe ze tot hun conclusie gekomen zijn. Dat principe past ze ook in haar eigen werk toe en ze gaat er graag en frequent over in gesprek met een breed publiek.
Al twintig jaar geleden wees Dehue op problemen in de publicatiecultuur in verschillende vakgebieden. Met haar pleidooi wetenschappers niet alleen op hun artikelen in peer reviewed tijdschriften af te rekenen, maar ook op bijvoorbeeld Nederlandstalige boeken, die tegelijk voor een academisch en een niet-academisch publiek geschreven kunnen zijn, liep ze ver op de huidige discussies over perverse prikkels in de wetenschap vooruit.
In De depressie-epidemie (2008), een zorgvuldige studie over de depolitisering van het psychisch lijden en het aandeel dat de farmaceutische industrie daarin, agendeerde Dehue een belangrijk maatschappelijk thema. Het boek kreeg een overweldigende ontvangst zowel binnen als buiten de universiteit, net als Betere mensen. Over gezondheid als keuze en koopwaar in 2014. Sindsdien is Dehue een vaste gast in de media en ze geeft tientallen lezingen per jaar.
Trudy Dehue (1951) begon haar werkend bestaan eind jaren zeventig in de kinderpsychiatrische kliniek in Groningen. In 1990 promoveerde ze cum laude op een proefschrift over de veranderende betekenis van de begrippen 'wetenschap' en 'objectiviteit' in de psychologie. Tussen 1995 en 2016 was ze hoogleraar theorie en geschiedenis van de psychologie aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Robert-Jan Smits ontvangt de Akademiepenning 2016. Deze onderscheiding wordt tweejaarlijks uitgereikt aan een persoon die zich bijzonder heeft ingezet voor de bloei van de wetenschap in Nederland. Robert-Jan Smits, directeur-generaal Onderzoek en innovatie van de Europese Commissie.
Robert-Jan Smits ontvangt de prijs als erkenning voor zijn niet aflatende inzet voor het onderzoek- en innovatiebeleid van de Europese Unie. Die inzet is zowel zichtbaar in de vormgeving van dat beleid als in het ambitieniveau ervan. Als rechterhand van de successieve Eurocommissarissen voor Onderzoek, Innovatie en Wetenschap heeft hij gedurende bijna drie decennia een hoofdrol gespeeld bij de ontwikkeling en verwerkelijking van onder andere Horizon2020, de European Research Council, de Europese Onderzoeksruimte (ERA) en het European Strategy Forum on Research Infrastructures.
Zijn visie, doorzettingsvermogen en de onder zijn leiding bereikte resultaten maken Robert-Jan Smits tot een logische laureaat van de Akademiepenning. Juryvoorzitter Ben Feringa: 'Robert-Jan Smits zet zich al zijn hele carrière op unieke wijze in voor het Europese onderzoekslandschap. Hij is een soort verkeersregelaar op het kruispunt van vier wegen: de Nederlandse wetenschap, de Europese wetenschap, de Nederlandse politiek en de Europese politiek.'
Robert-Jan Smits (1958) studeerde aan de Universiteit Utrecht, aan het Institut Universitaire d’Hautes Études Internationales in Zwitserland en aan de Fletcher School of Law & Diplomacy in de Verenigde Staten. Na zijn studies werkte hij enkele jaren voor het ministerie van Economische Zaken. In 1989 vertrok Smits naar de Europese Commissie in Brussel. Sinds 2010 is hij directeur-generaal van het DG Onderzoek en innovatie. Smits stond onder andere aan de basis van Horizon2020. Dat is het grootste onderzoeksprogramma ter wereld (80 miljard euro voor de jaren 2014 tot en met 2020).
In 2016 ontving Smits de allereerste oeuvreprijs van EuroScience, de Europese vereniging voor het bevorderen van wetenschap en technologie. Vanuit verschillende posities in de Europese Unie heeft Smits een essentiële bijdrage geleverd aan het positioneren van de Europese wetenschap. Zijn invloed op het politieke debat over wetenschap is substantieel. Robert-Jan Smits toont zich altijd bereid om zijn heldere visie, ook op wetenschap in Nederland, te verwoorden.
Rinnooy Kan, universiteitshoogleraar Economie en Bedrijfskunde aan de Universiteit van Amsterdam, ontvangt de Akademiepenning 2014. De onderscheiding wordt tweejaarlijks uitgereikt aan een persoon die zich bijzonder heeft ingezet voor de bloei van de wetenschap in Nederland.
Juryvoorzitter Pearl Dykstra, vicepresident van de KNAW: 'Er zullen weinig Nederlanders zijn die zich zo gedreven, vasthoudend en effectief hebben ingezet voor de wetenschap als Alexander Rinnooy Kan. Hij is de gedroomde postillon d’amour tussen wetenschap, politiek en samenleving.' De jury prees zijn eruditie en charisma, alsmede de schijnbaar onuitputtelijke energie die Rinnooy Kan in staat stelt vele maatschappelijke organisaties met raad en daad terzijde te staan.
Alexander Rinnooy Kan is wiskundige en econometrist. Hij begon zijn loopbaan in 1969 als onderzoeksassistent bij het Wiskundig Instituut van de Universiteit Leiden. In 1980 werd hij hoogleraar operationeel onderzoek aan de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR). In 1983 werd Rinnooy Kan directeur van het Econometrisch Instituut van deze universiteit en in 1986 rector magnificus. In 1991 werd hij voorzitter van werkgeversorganisatie VNO (later VNO NCW). In 1996 trad Alexander Rinnooy Kan toe tot de raad van bestuur van de ING Groep. Voordat hij in 2012 universiteitshoogleraar aan de UvA werd, was hij zes jaar lang voorzitter van de Sociaal-Economische Raad. Alexander Rinnooy Kan was en is veelgevraagd adviseur van de regering. Zo was hij voorzitter van commissies die zich bogen over uiteenlopende onderwerpen als het functioneren van de publieke omroep en het dreigende lerarentekort. Rinnooy Kan was lid van het eerste Innovatieplatform. Op dit moment is hij onder meer voorzitter van de Koninklijke Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen, van de Raad van Toezicht van het Prins Bernhard Cultuurfonds en van de commissie die de nationale politie evalueert.
Emmo Meijer heeft de Akademiepenning 2012 ontvangen. Deze onderscheiding wordt tweejaarlijks uitgereikt aan een persoon die zich bijzonder heeft ingezet voor de bloei van de wetenschap in Nederland. Emmo Meijer is Corporate Director Research & Development van FrieslandCampina en buitengewoon hoogleraar aan de Technische Universiteit Eindhoven.
Dr. Emmo Meijer heeft zich in alle fasen van zijn loopbaan sterk gemaakt voor de Nederlandse wetenschap. Als weinig anderen wist hij bruggen te slaan tussen wetenschap, bedrijfsleven en politiek. Hij deed dat vanuit verschillende posities in de industrie, maar ook als voorzitter van het gebiedsbestuur Chemische Wetenschappen van wetenschapsfinancier NWO en als voorzitter van de Netherlands Academy of Technology and Innovation. Als prominente vertegenwoordiger van het bedrijfsleven, waar de aandacht vooral is gericht op toegepast wetenschappelijk onderzoek, heeft Emmo Meijer zich onvermoeibaar sterk gemaakt voor het belang van juist het vrije wetenschappelijk onderzoek.
Juryvoorzitter Ben Feringa over de laureaat: “De visie van Emmo Meijer op het belang van fundamenteel wetenschappelijk onderzoek maakt hem een graag geziene gast bij het debat over wetenschap in Haagse kringen. Daardoor heeft hij ook belangrijke resultaten kunnen boeken. Zijn inspanningen hebben onder meer geleid tot extra investeringen in grote onderzoeksfaciliteiten en tot het grensoverschrijdend maken van belangrijke onderzoeksprojecten.”
Uit het juryrapport: “Zijn enorme maatschappelijke uitstraling, zijn grote rol bij de bevordering van de wisselwerking tussen de wetenschap en de industrie en zijn inspanningen om de wetenschap naar buiten te laten treden maken Emmo Meijer tot een waardige laureaat van de Akademiepenning. De KNAW onderstreept met deze toekenning het wezenlijke belang dat het vanuit de maatschappij bepleiten van fundamenteel onderzoek heeft.”
Emmo Meijer (60) studeerde Chemie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en promoveerde er in 1979. Datzelfde jaar trad hij in dienst van DSM, waar hij in verschillende research- en businessfuncties een belangrijke rol speelde bij de omvorming van het bedrijf tot een primair op life sciences gerichte onderneming. In 2001 werd Emmo Meijer de eerste Chief Technology Officer van DSM. In 2005 vervolgde hij zijn loopbaan bij Unilever, waar hij eerst verantwoordelijk was voor de wereldwijde research & development in de divisie Voedingsmiddelen en later voor alle productontwikkelingsinspanningen van het bedrijf. Emmo Meijer is als deeltijdhoogleraar Biochemie verbonden aan de Technische Universiteit Eindhoven. Hij is onder meer directeur/lid van de Koninklijke Hollandse Maatschappij der Wetenschappen, voorzitter van het Top Institute Food and Nutrition, voorzitter van de Regiegroep AgriFood & Innovation, voorzitter van de Raad van Toezicht van de Universiteit Utrecht en lid van verschillende nationale en internationale organisaties op het gebied van wetenschap en innovatie. Emmo Meijer was voorzitter van de Energie Advies Commissie en, tot eind 2011, van de Netherlands Academy of Technology and Innovation. Sinds 2003 is hij erelid van de KNCV.
Op 1 april 2011 werd Emmo Meijer benoemd tot Corporate Director Research & Development bij zuivelonderneming FrieslandCampina.
Paul Schnabel heeft de Akademiepenning 2010 ontvangen. Deze onderscheiding van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) wordt eens in de twee jaar uitgereikt aan een persoon die zich heeft ingezet voor de bloei van de wetenschap in Nederland.
Prof. dr. Paul Schnabel beweegt zich op het snijvlak van sociale wetenschap en overheidsbeleid. Zijn sociologische analyses van ontwikkelingen in de Nederlandse samenleving hebben de agenda van de discussie in Nederland helpen bepalen. Deze analyses getuigen telkens weer van brede eruditie, gedegen empirische kennis en een heldere, generalistische visie. Met zijn publicaties, publieke optredens en bestuurlijke functies drukt hij een duidelijk stempel op het beleidsgerichte onderzoek. Hij is in tientallen hoedanigheden betrokken bij het besturen en adviseren van regeringsinstanties en sociale, economische of culturele instituties in Nederland.
Uit het juryrapport: "Paul Schnabel is een onvermoeibaar verbreider van sociaalwetenschappelijke inzichten in brede kring. Hij doet dat met verve en regelmaat voor radio en televisie en is vaste columnist van een aantal vooraanstaande dagbladen. Gemiddeld driemaal in de week gaat hij het land in voor een lezing of debat.: "Paul Schnabel is voor de sociale wetenschap 'onze man in Den Haag'; in het landsbestuur en in het advieswezen, in de radenmonarchie die Nederland geworden is. In tientallen commissies, raden en besturen verwoordt hij het standpunt van de maatschappij- en gedragswetenschappen, dat overigens in die kringen al te zelden een vertolker vindt. Schnabel doet dat op een evenwichtige, gefundeerde, verstandige en overtuigende wijze."
Paul Schnabel studeerde sociologie en promoveerde in 1982 op de studie Tussen stigma en charisma. Nieuwe religieuze bewegingen en geestelijke volksgezondheid en werd vier jaar later benoemd tot hoogleraar klinische psychologie aan de Universiteit Utrecht. Voor de wetenschap is hij eerst en vooral van belang als onderzoeksleider, een rol die hij eerst vervulde bij het Nederlands Centrum Geestelijke Volksgezondheid in Utrecht (het huidige Trimbos Instituut) en sinds 1998 als directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Het SCP, de belangrijkste sociaalwetenschappelijke onderzoeksinstelling van ons land, verzorgt een gestage reeks publicaties voor landsbestuur, media, vakgenoten en een geïnteresseerd publiek. De publicaties kenmerken zich door hun constante, hoge wetenschappelijke kwaliteit, hun actualiteit en hun grote maatschappelijke relevantie. Paul Schnabel initieert en regisseert die onderzoeksprojecten en is nauw bij de rapportage betrokken.
Dick Swaab heeft de Akademiepenning 2008 ontvangen. De penning wordt jaarlijks uitgereikt aan een topwetenschapper die zich heeft ingezet voor de bloei van de wetenschap in Nederland.
Prof. dr. Dick Swaab heeft in de afgelopen dertig jaar een cruciale bijdrage geleverd aan het op de kaart zetten van de Nederlandse neurowetenschappen in binnen- en buitenland. Daarbij toonde hij zich niet alleen een excellente wetenschapper maar ook een gedreven en bekwaam promotor en vertaler van wetenschappelijk onderzoek voor het grote publiek. Professor Dick Swaab is verbonden aan het Nederlands Instituut voor Neurowetenschappen in Amsterdam.
'Professor Dick Swaab heeft zich met creativiteit, gedrevenheid en idealisme ingezet voor het hersenonderzoek. Hij heeft zich daarmee buitengewoon verdienstelijk gemaakt voor de bloei van de wetenschappen', aldus de jury. Professor Swaab heeft baanbrekend werk verricht op het gebied van hersenonderzoek, van zeer fundamenteel tot klinisch toepasbaar. Zijn inzet om recente inzichten in de plasticiteit van neurale netwerken te gebruiken voor de verbetering van de behandeling van alzheimerpatiënten was nieuw en onorthodox en heeft geleid tot een reeks onderzoekingen naar de invloed van licht, beweging en elektrische stimulatie op cognitieve processen van demente patiënten. De commissie prijst professor Swaab nadrukkelijk voor zijn inspanningen op het gebied van publiekscommunicatie. In de publieke opinie groeide hij uit tot een van de meest gerespecteerde wetenschappers, ook al moest hij soms onderzoeksresultaten verdedigen die in de sociale context van het tijdsgewricht controversieel waren. Hij stond steeds pal voor zijn wetenschappelijke bevindingen en ging het debat niet uit de weg. Visionair was Swaabs initiatief tot oprichting van de Nederlandse Hersenbank. Hij was een van de belangrijkste grondleggers van de wetenschappelijke samenwerking tussen Nederland en China.
Swaab (63) werd na zijn artsexamen in 1975 plaatsvervangend directeur van het Nederlands Herseninstituut. In 1978 werd hij directeur van dit instituut. In 1979 werd hij benoemd als hoogleraar in de neurobiologie aan de Medische Faculteit van de Universiteit van Amsterdam. In 1985 richtte hij de Nederlandse Hersenbank op, waarvan hij directeur werd. Voor zijn onderzoeken en publicaties ontving hij tal van onderscheidingen, zoals in 1976 de De Snoo-Van 't Hoogerhuijsprijs voor onderzoek op het gebied van de neuro-endocrinologie en in 1990 de Hugo van Poelgeestprijs voor de Nederlandse Hersenbank als alternatief voor dierexperimenten. Swaab was als gasthoogleraar onder meer verbonden aan het prestigieuze Max-Planck-Institut für Psychiatrie in München. Van zijn hand zijn meer dan 420 'peer-reviewed'-artikelen in internationale tijdschriften en meer dan 180 boekbijdragen verschenen. Een en ander maakt dat hij nog steeds geldt als een van de belangrijkste gezichten van het Nederlandse hersenonderzoek.
Emeri van Donzel heeft de Akademiepenning 2006 ontvangen. De Akademiepenning is bestemd voor iemand die zich heeft ingezet voor de bloei van de wetenschap in Nederland.
Van Donzel is al vele jaren redacteur van The Encyclopaedia of Islam, het meest gezaghebbende naslagwerk op het gebied van de islamitische cultuur. Onlangs is de elfdelige Engelstalige versie van de encyclopedie voltooid.
Van Donzels grote bijdrage aan de studie van de islamitische cultuur is zijn intensieve bemoeienis met de tweede editie van The Encyclopaedia of Islam, waarin alle facetten van de islam worden behandeld. De encyclopedie is een project van de Union Académique Internationale en verschijnt bij uitgeverij Brill te Leiden in een Engelse en een Franse editie; Van Donzel was gedurende vele jaren de Nederlandse redacteur en secretaris-generaal.
Dr. E.J. (Emeri) van Donzel (1925) begon zijn academische carrière met de studie Indonesische taal- en letterkunde. Naast het daarvoor verplichte Arabisch en Sanskriet studeerde hij Semitische talen, onder meer de talen van Ethiopië. In de jaren vijftig en zestig werkte Van Donzel in Ethiopië. Zijn buitenlandse contacten op het terrein van godsdienst, cultuur en handel zijn altijd een belangrijk aandachtspunt van Van Donzels wetenschappelijk werk gebleven en hij heeft er een aantal boeken over gepubliceerd. Van Donzel was van 1974 tot aan zijn pensionering in 1990 directeur van het Nederlands Instituut voor het Nabije Oosten (NINO), waaronder ook het Nederlands Historisch Archaeologisch Instituut in Istanbul viel.
Hans Chang ontving de Akademiepenning 2005. Die onderscheiding is bedoeld voor iemand die zich heeft ingezet voor de bloei van de wetenschap in Nederland. Chang heeft volgens de Akademie grote verdiensten voor de wetenschapsbeoefening in het algemeen en het natuurkundig onderzoek in Nederland in het bijzonder.
Chang is, aldus de KNAW, uitgegroeid tot een gezaghebbende figuur in de Nederlandse fysische gemeenschap, die bestuurlijk zeer actief is. Hij leidde de Nederlandse delegatie naar het Global Science Forum en hij was tot voor kort voorzitter van het European Strategy Forum for Research Infrastructure, dat zich bezighoudt met grote investeringen in wetenschappelijke apparatuur in Europa.
Dr. K.H. (Hans) Chang werd aan de Universiteit van Amsterdam opgeleid als experimenteel fysicus. Na zijn promotie in 1972 werkte hij bij NWO en het ministerie van OCW. Sinds 1985 is hij directeur van de Stichting voor Fundamenteel Onderzoek der Materie (FOM), een onderzoeksorganisatie op het gebied van de natuurkunde met meer dan duizend medewerkers.
Onder leiding van Chang heeft FOM een agendabepalende rol voor het Nederlandse onderzoek kunnen spelen. Hij zorgde voor een maatschappelijke oriëntatie van het onderzoek, haalde de relaties met het bedrijfsleven aan, en betrok ook andere en nieuwe vakgebieden, zoals de fysica van levensprocessen, bij FOM.
Ton Koopman ontving de Akademiepenning 2004 van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. Die onderscheiding is bedoeld voor iemand die zich, naast zijn gewone werk, heeft ingezet voor de bloei van de wetenschap in Nederland.
Ton Koopman heeft dat volgens de Akademie gedaan voor de muziekwetenschap. Hij doet uiterst gedegen muziekhistorisch onderzoek naar de manier waarop muziekwerken (bijvoorbeeld van Bach en Buxtehude) oorspronkelijk werden uitgevoerd. Maar Koopman is een dubbeltalent: hij zorgt er ook voor dat die authentieke uitvoering er komt.
Bij een breed publiek over de hele wereld is Ton Koopman bekend als klavecinist en organist, en als dirigent. Veelgeroemd is zijn Bachcantateproject: in tien jaar tijd voerde Koopman met zijn Amsterdam Baroque Orchestra de meer dan tweehonderd cantates van Bach uit, een project dat ook in zijn geheel op cd verschijnt. Maar Koopman werkt ook veel met andere, moderne orkesten, zoals het Boston Symphony Orchestra en het kamerorkest van Lausanne. Zo krijgt hij de kans om zijn ideeën over de uitvoering van oude werken over de hele wereld uit te dragen en zijn stempel te drukken op de manier waarop klassieke muziek ten gehore wordt gebracht.
Dirk van Dalen heeft de Akademiepenning 2003 ontvangen. Hij krijgt de onderscheiding voor de bijzondere inspanningen die hij heeft verricht om het denken van L.E.J. Brouwer, een van de grootste wiskundigen die Nederland heeft gekend, onder de aandacht te brengen. De Akademiepenning wordt jaarlijks uitgereikt aan personen die zich verdienstelijk hebben gemaakt voor de bloei van de wetenschappen in Nederland.
Dr. Dirk van Dalen (1932) studeerde wiskunde en natuur- en sterrenkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Daar promoveerde hij in 1963. Vanaf 1960 was Van Dalen, met onderbrekingen voor een verblijf aan het MIT en aan de universiteit van Oxford, verbonden aan de Universiteit Utrecht. In 1979 werd hij benoemd tot hoogleraar logica en wijsbegeerte van de wiskunde aan die universiteit.
Hij was al tijdens zijn studie geïnteresseerd geraakt in persoon en werk van wiskundige en filosoof L.E.J. Brouwer (1881-1966); Brouwer, een onconventionele en revolutionaire denker, ontwikkelde aan het begin van de twintigste eeuw het intuïtionisme, waarmee hij zich afzette tegen een strikt formele manier van redeneren in de wiskunde. Brouwer was een centrale figuur in de wiskundige gemeenschap van zijn tijd; zijn ideeën zijn bepalend geweest voor de ontwikkeling van de twintigste-eeuwse wiskunde en filosofie (onder meer Wittgenstein werd door zijn denkbeelden beïnvloed).
In 1999 voltooide Van Dalen het eerste deel van zijn wetenschappelijke biografie van Brouwer, gevolgd door een complete Nederlandstalige biografie in 2001. Hij publiceerde en annoteerde ook nagelaten werk van Brouwer.
De Universiteit Utrecht herbenoemde Van Dalen na zijn vijfenzestigste als hoogleraar in de Historische aspecten van de logica en van de wijsbegeerte van de wiskunde, mede om hem in staat te stellen de verdere uitgave van Brouwers nagelaten correspondentie en manuscripten te verzorgen.
De biografie L.E.J. Brouwer. Een biografie. Het heldere licht van de wiskunde. (Bert Bakker) verscheen in 2001. Twee jaar daarvoor had Van Dalen al het eerste deel van een wetenschappelijke Engelstalige Brouwerbiografie het licht doen zien (Mystic, Geometer, and Intuitionist, Oxford University Press). De KNAW is van oordeel dat Dirk van Dalen met zijn werk over Brouwer en met het ontsluiten van diens archief belangstelling heeft weten te wekken voor bijzonder Nederlands wetenschappelijk en cultureel erfgoed.
Joost Ritman heeft de Akademiepenning 2002 ontvangen van de De Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. Hij krijgt de onderscheiding voor zijn verdiensten als stichter van de Bibliotheca Philosophica Hermetica en mecenas van de Nederlandse wetenschap en cultuur. De Akademiepenning wordt jaarlijks uitgereikt aan personen die zich verdienstelijk hebben gemaakt voor de bloei van de wetenschappen in Nederland.
J.R. Ritman (1941) volgde zijn schoolopleiding in Amsterdam en was tot 1993 algemeen directeur van De Ster, een bedrijf in wegwerpservies. Ritman maakte al in 1957 een begin met de Bibliotheca Philosophica Hermetica, die in 1984 opengesteld werd voor publiek. De collectie omvat werken op het gebied van de hermetische filosofie, middeleeuwse mystiek, utopisme en humanisme, alchemie en de Rozenkruisersbeweging. De boekenverzameling, die internationale faam bezit, is volgens de Akademie een afspiegeling van belangrijke en invloedrijke tendensen in de Europese cultuurgeschiedenis vanaf de Oudheid tot het einde van de zeventiende eeuw. Sinds 1994 staat de Bibliotheca Philosophica Hermetica op de lijst van beschermd Nederlands cultuurbezit.
Tal van andere wetenschappelijke en culturele instellingen hebben van Ritmans activiteiten kunnen profiteren. Hij gaf bijvoorbeeld financiële steun voor de restauratie van de Westerkerk en voor de Hortus Botanicus in Amsterdam, de synagogen bij het Joods Historisch Museum in Amsterdam, en voor de aankoop van de muziekbibliotheek van het Concertgebouw.
Eric Houwink heeft de Akademiepenning 2001 ontvangen van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. Hij krijgt deze onderscheiding voor de stimulerende rol die hij heeft gespeeld bij de revolutionaire vernieuwing van de biotechnologie met behulp van recombinant-DNA technologie. De KNAW kent de Akademiepenning jaarlijks toe aan personen die zich verdienstelijk hebben gemaakt voor de bloei van de wetenschappen in Nederland.
De Akademie is van mening dat de heer Houwink van groot belang is geweest als bruggenbouwer tussen de wetenschap en de industrie. Prof. ir. E.H. Houwink (1929) was vanaf 1975 tot zijn pensioen in 1994 bij Organon R&D werkzaam. Hij bleef in deze industriële omgeving nauwe contacten onderhouden met de academische wereld. Houwink was, volgens de Akademie, in staat om wetenschappelijke concepten en technologieën snel te herkennen en te vertalen in projecten die op de toepassing waren gericht. Daardoor kon hij allerlei zaken die in de fundamentele wetenschap ontwikkeld waren (zoals monoklonale antilichamen als diagnostisch hulpmiddel en hybridomatechnologie) snel invoeren bij Organon.
Vanaf eind jaren zeventig, toen duidelijk werd dat de biotechnologie een heel nieuwe wending zou nemen door de opkomst van de recombinant-DNA technologie, heeft Houwink zich ingezet om de vernieuwingen in de biotechnologie op aanvaardbare wijze ingang te laten krijgen in de samenleving. Hij heeft het altijd als zijn plicht gezien om deel te nemen aan de discussies over de veiligheid en de maatschappelijke implicaties van de recombinant-DNA technologie, en zijn houding dwong veel respect af bij voor- en tegenstanders van biotechnologie.
E.H. Houwink studeerde scheikunde, met als specialisatie technische microbiologie, aan de Technische Universiteit Delft. Na zijn studie werkte hij twintig jaar bij Philips DUPHAR. Vanaf 1975 werkte hij bij Organon R&D in Oss, uiteindelijk als coördinator International Biotechnological Research. In 1988 volgde een benoeming tot buitengewoon hoogleraar industriële biotechnologie aan de RU Groningen. In 1994 ging Houwink met pensioen. De heer Houwink is (mede) auteur van drie boeken en dertig artikelen over biotechnologie. Hij was en is nog steeds actief in een aantal nationale en internationale organisaties op het terrein van de microbiologie en de biotechnologie.
Leo Jansen ontvangt de Akademiepenning 2000 van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW). Hij krijgt deze onderscheiding voor zijn bijdrage aan de multidisciplinaire aanpak van het milieuvraagstuk.
Prof. dr. J.L.A. Jansen (1934) heeft zich jarenlang als politicus, als ambtenaar bij het ministerie van vrom en als wetenschappelijk onderzoeker ingezet voor duurzame ontwikkeling.
De Akademie is van oordeel dat Jansen een van de meest creatieve geesten is op het gebied van innovatie en duurzame ontwikkeling. Het originele van zijn aanpak is dat hij niet een puur technologische maar vooral een sociale en culturele benadering (consumptiepatronen, levensstijlen) van het milieuvraagstuk heeft gekozen. De Akademiepenning is toegekend op voordracht van de Afdeling Letterkunde van de KNAW.
In de jaren vijftig studeerde Jansen scheikunde aan de TU Delft en promoveerde in 1967 als chemisch technoloog aan deze universiteit. Na zijn studie werkte hij in het bedrijfsleven als onderzoeker synthetische garens en vezels en als medewerker management informatie bij de AKZO. Van 1973 tot 1981 was hij Tweede Kamerlid voor de Politieke Partij Radikalen.
Vervolgens was hij vicevoorzitter van de Stuurgroep De Brauw, die leiding gaf aan de Brede Maatschappelijke Discussie over energie, die naar aanleiding van de energiecrisis in 1973 gevoerd werd. Vanaf 1984 werkte Jansen bij het ministerie van vrom, vanaf 1990 als Directeur Duurzame Technologie. Op dit moment is hij nog voorzitter van het door hem geïnitieerde interdepartementale programma Duurzame Technologie Ontwikkeling, Kennisoverdracht en Verankering. Leo Jansen werd in 1990 deeltijdhoogleraar milieutechniek aan de TU Delft. In 1999 nam hij afscheid van vrom en van de universiteit.
1999
M.A.C. Perryman, M.J.G. Veltman en G. 't Hooft
1998
R. Nieuwenhuys en P. Sanders
1997
P.J. Vinken
1996
G. Puchinger
1995
P.C. Baayen
1994
P.H. Dubois en mw. S. Dubois-de Bruyn
1993
J.J. Klant en A. Pais
1992
P. Buwalda, J.L. van der Gouw en E.A. Loeliger
1991
J. van Baal en K.C. Winkler
1990
A.H. Heineken, C. de Jager en J.M. Polak
1989
J. Hulsker, K. Verhoeff en A.D. Sacharov, Rusland
1988
C.A. van den Beld en C. le Pair
1987
L. Vroman en A.J. Wiggers
1986
R. van Lieshout en P.W. van der Ploeg Sr.
1984
F.A. Stafleu
1983
H.C. van de Hulst
Schrijf u in en kies zelf welke nieuwsbrieven u wilt ontvangen.