De afgelopen vijftig jaar zijn de technieken om DNA aan te passen steeds sneller en eenvoudiger geworden. Ze worden op steeds meer plekken toegepast.
Deze biotechnologie biedt veel kansen, zoals nieuwe medische behandelingen of efficiënte groei van voedselgewassen. Maar er zijn ook risico’s, waarvan de ernst en omvang vaak moeilijk zijn te voorspellen.
Om de risico’s tot een minimum te beperken, is tegelijkertijd met de opkomst van biotechnologie beleid ontwikkeld rond de veiligheid. Het Rathenau Instituut onderzocht hoe de uitvoer van dit bioveiligheidsbeleid op dit moment in Nederland functioneert, en of het voldoende is toegerust voor de snelle ontwikkelingen in de biotechnologie. Het onderzoek omvatte onder meer interviews met wetenschappers, bioveiligheidsfunctionarissen en risicobeoordelaars. Daarnaast ging het om analyses van beleidsdocumenten, protocollen en wetenschappelijke literatuur.
Het instituut concludeert dat de veiligheid binnen het biotechnologieonderzoek op dit moment gewaarborgd is, maar wel steeds meer onder druk staat. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het bioveiligheidsbeleid is vanaf de jaren zeventig steeds meer verschoven van wetenschappers naar de overheid. Sinds een jaar of tien wil de overheid meer verantwoordelijkheid terugleggen bij bedrijven en onderzoeksinstellingen, maar onderzoekers zelf worden daarbij onvoldoende betrokken. Er is een tekort aan aandacht en waardering voor kennis over bioveiligheid binnen innovatiegericht onderzoek. Hierdoor is het voor wetenschappers lastig om een goede rol te spelen in de uitvoer van het bioveiligheidsbeleid, terwijl juist zij belangrijke kennis kunnen leveren over bioveiligheid.
‘We doen meerdere voorstellen die moeten helpen om de uitvoering van het bioveiligheidsbeleid toekomstbestendig te maken’, zegt Rinie van Est, onderzoeksleider bij het Rathenau Instituut. ‘We pleiten bijvoorbeeld voor verplichte aandacht voor bioveiligheid in de opleiding van biotechnologen, en in het onderzoek zelf. Om kennis over bioveiligheid actueel te houden, is het cruciaal dat alle relevante betrokkenen deel uitmaken van een continu leerproces.’