Onderzoekers van het Nederlands Herseninstituut hebben zich verdiept in een ingewikkelde vraag: wat gebeurt er in het brein van iemand die zich in een fase tussen slaap en wakker bevindt?
Onderzoekers van het Nederlands Herseninstituut hebben zich verdiept in een ingewikkelde vraag: wat gebeurt er in het brein van iemand die zich in een fase tussen slaap en wakker bevindt?
We zien het allemaal voor ons: een slaapwandelaar die onbewust rondloopt met z’n ogen dicht en armen voor zich uitgestrekt. In werkelijkheid ziet dit beeld er echter heel anders uit: slaapwandelaars hebben meestal hun ogen open en kunnen complexe interacties aangaan met hun omgeving. Slaapwetenschappers noemen dit slaapgedrag ook wel ‘parasomnie’, wat kan bestaan uit rechtop zitten in bed en verward lijken, maar ook uit bed komen, rondlopen of schreeuwen in een angstige staat.
Hoewel parasomnieën vaker voorkomen bij kinderen, ervaart nog steeds ongeveer 2-3% van de volwassenen ze regelmatig. Parasomnieën kunnen zowel voor de slaper als voor de bedpartner vervelend zijn. 'Getroffen personen kunnen zichzelf of anderen pijn doen tijdens episodes en kunnen zich later diep schamen voor wat ze hebben gedaan', legt Francesca Siclari, hoofd van het droomlab, uit.
Siclari en haar team hebben dit verder onderzocht om beter te begrijpen wat er gebeurt in de hersenen tijdens parasomnieën. “Er werd altijd aangenomen dat dromen alleen voorkomen in één slaapfase: de REM-slaap. We weten nu dat dromen ook kunnen plaatsvinden in andere slaapfasen. Degenen die parasomnieën ervaren tijdens niet-REM-slaap melden soms dat ze droomachtige ervaringen hebben en zich soms volledig onbewust zijn (dat wil zeggen dat ze op de automatische piloot handelen)”, legt Siclari uit.
Om te begrijpen wat deze verschillen in ervaring veroorzaakt, onderzochten Siclari en haar team de ervaringen en hersenactiviteitspatronen van patiënten met parasomnieën in niet-REM-slaap. Het meten van iemands hersenactiviteit tijdens een parasomnie-episode is niet bepaald eenvoudig: de patiënt moet in slaap vallen, een episode ervaren en hun hersenactiviteit laten registreren terwijl ze rondlopen. “Er zijn momenteel heel weinig studies die hierin geslaagd zijn. Maar met de vele elektroden die we in het laboratorium gebruiken en enkele specifieke analysetechnieken, kunnen we nu een heel schoon signaal krijgen, zelfs wanneer de patiënten rondlopen”, legt Siclari uit.
Het team van Siclari kan een parasomnie-episode in het laboratorium uitlokken, maar daarvoor zijn twee opeenvolgende opnames nodig. Bij de eerste opname slaapt de patiënt normaal. Dit wordt gevolgd door een nacht waarin de patiënt wakker wordt gehouden en alleen ’s ochtends mag slapen. Tijdens deze opname wordt de patiënt blootgesteld aan een hard geluid bij het betreden van de diepe-slaapfase. In sommige gevallen leidt dit tot een parasomnie-episode. Na de episode wordt de patiënt gevraagd wat er door hun hoofd ging.
In 56% van de gevallen meldden patiënten dat ze hadden gedroomd tijdens de episode. “Het ging vaak over een dreigend ongeluk of gevaar. Sommige deelnemers meldden dat ze dachten dat het plafond zou instorten. Één patiënt dacht dat ze haar baby kwijt was en zocht door de lakens, en stond op in bed om te proberen lieveheersbeestjes te redden die van de muur gleden en zouden sterven”, legt Siclari uit. “In 19% van de gevallen hadden de patiënten niets door en werden ze eenvoudig wakker terwijl ze dingen deden, bijna als in een trance.” Een ander klein deel meldde dat ze iets hadden ervaren, maar zich niet konden herinneren wat het was.
Op basis van deze drie categorieën vergeleek de groep van Siclari de gemeten hersenactiviteiten en vond duidelijke parallellen. “Vergeleken met patiënten die niets doorhadden, vertoonden patiënten die droomden tijdens de episode hersenactivaties die vergelijkbaar waren met hersenactivaties die eerder waren gevonden bij dromen, zowel direct voor de episode als ook tijdens de episode.
Siclari: “Wat bepaalt of de patiënt zich volledig onbewust is of juist zal dromen lijkt af te hangen van de staat waarin de patiënt zich op dat moment bevindt. Als we de hersenen activeren terwijl ze waarschijnlijk al dromen, lijken ze in staat te zijn om ‘iets te maken’ van de activatie, terwijl wanneer hun hersenen grotendeels ‘inactief’ zijn, dan handelen ze onbewust. Interessant is dat patiënten bijna nooit het geluid noemen dat de parasomnie-episode heeft geïnitieerd, maar eerder een ander soort dreigend gevaar. Hoe luider we gaan met het geluidsvolume, hoe groter de kans dat we een episode uitlokken.