Blindheid treft ongeveer veertig miljoen mensen over de hele wereld en wordt naar verwachting in de komende jaren steeds vaker voorkomend. Patiënten met een beschadigd visueel systeem kunnen grofweg in twee groepen worden ingedeeld: degenen bij wie de schade zich bevindt voor of in de fotoreceptoren van het netvlies; en degenen bij wie de schade zich verderop in het visueel systeem bevindt. Voor de eerste groep patiënten zijn de laatste jaren diverse netvlies-prothesen ontwikkeld en zijn klinische tests onderweg. De problemen van de tweede groep zijn moeilijker aan te pakken.
Een mogelijke oplossing voor deze patiënten is het stimuleren van de hersenschors. Door elektroden in de visuele hersenschors te implanteren en het omringende weefsel met zwakke elektrische stroompjes te stimuleren, kunnen kleine lichtpuntjes, bekend als ‘fosfenen’, worden opgewekt. Deze prothese zet camera-invoer om in elektrische stimulatie van de hersenschors om een deel van het aangetaste visuele systeem te omzeilen en op die manier toch een vorm van zicht mogelijk te maken. Je kunt het vergelijken met een matrixbord langs de snelweg, waar individuele lichtjes samen een beeld vormen.
Hoe we ervoor kunnen zorgen dat zo’n implantaat daadwerkelijk gebruikt kan worden om op straat te navigeren of teksten te lezen, blijft een belangrijke vraag. Maureen van der Grinten en Antonio Lozano, uit de groep van Pieter Roelfsema, zijn samen met collega’s van het Donder’s Instituut onderdeel van een groot Europees consortium. Dit consortium werkt aan een prothese die gericht is op de visuele hersenschors. Maureen van der Grinten benadrukt: 'Op dit moment bestaat er een discrepantie tussen de hoeveelheid elektroden die we bij mensen kunnen implanteren en de functionaliteiten die we allemaal zouden willen testen. De hardware is nu simpelweg nog niet ver genoeg. Om dit gat te overbruggen wordt het proces vaak nagebootst door middel van een simulatie.'