Het is deze maand anderhalf jaar geleden dat Hamas Israël aanviel met vele slachtoffers en gijzelaars tot gevolg. De aanval van Israël in Gaza die daarna begon, en nu opnieuw oplaait, heeft vervolgens vele levens van burgers geëist en geleid tot een dramatische verslechtering van de humanitaire situatie in Gaza. Het Internationale Gerechtshof heeft vastgesteld dat het optreden van Israël in de Palestijnse gebieden op diverse punten in strijd is met internationaal recht, waarbij de aanwijzingen zich opstapelen dat de schendingen van het internationaal recht in Gaza grootschalig en systematisch zijn. Nog altijd worden de academische gemeenschap en de academische vrijheid in het gehele gebied zwaar getroffen door de situatie, waarbij de academische infrastructuur in Gaza zelfs geheel vernietigd is.
Tegen deze achtergrond spelen voor de KNAW, en voor mij als president van de KNAW, drie vragen die in hun onderlinge verhouding tot dilemma’s kunnen leiden: Wat is onze rol in het onderhouden van open communicatie met wetenschappers in conflictgebieden, in het bijzonder in Israël en de Palestijnse gebieden? Hoe kunnen wij blijven opkomen voor wetenschappers of wetenschapssystemen die bedreigd worden? En hoe dragen we onze verantwoordelijkheid ten aanzien van samenwerkingsverbanden als die mogelijk een bijdrage leveren aan ernstige schendingen van het internationale (humanitaire) recht?
Belang van open internationale lijnen
In het kader van science diplomacy blijf ik het te allen tijde zien als onze rol om in situaties van internationale geopolitieke conflicten en oorlogen contacten te onderhouden met wetenschappers binnen de betrokken (academische) gemeenschappen, met als doel het bevorderen van academische vrijheid en een open wetenschappelijke uitwisseling. Het openhouden van deze lijnen kan bovendien een bron zijn van oplossingen, ideeën en gesprekken over hoe het anders kan. In het geval van Israël en de Palestijnse gebieden betekent dit dat wij het contact met individuele Israëlische en Palestijnse wetenschappers zoveel als mogelijk continueren. Ook blijven we ons inzetten voor dialoog, onder andere via de netwerken van internationale koepelorganisaties (ALLEA, IAP en ISC) waar de KNAW, net als Israëlische en Palestijnse wetenschappelijke organisaties, lid van is.
Opkomen voor wetenschap(pers) in verdrukking
Het is bovendien van belang dat de KNAW zich blijft uitspreken voor de veiligheid van individuele wetenschappers en het belang van vrije wetenschapsbeoefening overal ter wereld. De KNAW komt dan ook op voor (internationale) wetenschappers die bedreigd worden, veelal in samenwerking met andere internationale partners. Zo reageren wij regelmatig op oproepen van het International Human Rights Network of Academies & Scholarly Societies om regeringsvertegenwoordigers aan te schrijven in het geval individuele of groepen wetenschappers, of de principes van vrije wetenschapsbeoefening bedreigd worden. In de context van de oorlog in Gaza, steunt de KNAW initiatieven zoals het “Safe Haven Fellowship” programma van het NIAS waar zowel onderzoekers uit Gaza als Israël gebruik van maken. In deze traditie past ook de recente verklaring van ALLEA waarin de KNAW samen met Europese zusterorganisaties haar grote en nog altijd voortdurende zorgen uitte over de ontwikkelingen rondom academische vrijheid in de Verenigde Staten.
Verantwoordelijkheid bij samenwerkingsverbanden
De KNAW is naast een organisatie die opkomt voor een open, vrij en veilig wetenschapssysteem ook een onderzoeksorganisatie met wetenschappelijke instituten waar internationaal wordt samengewerkt. De KNAW staat allereerst voor academische vrijheid als het gaat om het aangaan van die samenwerkingsverbanden omdat de wetenschap zonder open, internationale, kennisuitwisseling niet verder komt. Academische vrijheid is dan ook een cruciaal uitgangspunt in de wetenschap die het verdient om goed beschermd te worden. Tegelijkertijd benadrukt ook de KNAW het belang van het nemen van maatschappelijke verantwoordelijkheid in relatie tot die samenwerkingsverbanden. Dit geldt bijvoorbeeld in het kader van kennisveiligheid en de bescherming van onze nationale veiligheid, maar zeker ook in het geval dat door samenwerking mogelijkerwijs een bijdrage wordt geleverd aan schendingen van het internationaal recht.
In de context van de huidige situatie in Israël en de Palestijnse gebieden betekent dit dat onze instituten, net als de universiteiten, blijvend moeten reflecteren op bestaande samenwerkingsverbanden met academische partners die mogelijkerwijs een bijdrage leveren aan schendingen van fundamentele regels van het internationale (humanitaire) recht. Afwegingskaders die bij ons en elders ontwikkeld zijn of worden moeten helpen bepalen of in voorkomende gevallen een samenwerkingsverband nog wel verdedigbaar is.
De beslissing tot opschorting van bestaande samenwerkingen met academische partners moet per geval genomen worden. De afweging die daarbij gemaakt moet worden is steeds ingewikkeld, waarbij meespeelt dat het Israëlische leger sterk met de gehele maatschappij en ook met de universiteiten verweven is. Tegelijkertijd geldt dat de universiteiten in het Israëlische systeem een sterke autonomie bezitten die hen in staat stelt zich kritisch te verhouden tot het handelen van de Israëlische regering.
Tot slot
De brede academische gemeenschap in Nederland staat met haar onderzoek midden in de maatschappij. Onderzoekers en bestuurders hebben steeds vaker de verantwoordelijkheid om academisch vrijheden en verantwoordelijkheden met elkaar te verenigen, ook als het bijvoorbeeld gaat om samenwerking met de fossiele industrie.
Het is daarom belangrijk dat wij als academische gemeenschap voortdurend kritisch naar onszelf kijken en op ons handelen blijven reflecteren. Waarom werden besluiten bijvoorbeeld wel snel genomen over het al dan niet stoppen van samenwerking met Russische partners na de inval in Oekraïne, maar niet als het om samenwerkingsverbanden in de context van de oorlog in Gaza gaat? Elke situatie is anders, maar wat leren wij hieruit voor de toekomst? Hoe zorgen we als academische gemeenschap dat we middels onze keuzes rondom samenwerkingsverbanden de maatschappij en de internationale orde op de lange termijn dienen en tegelijkertijd de academische vrijheid borgen? Dit soort vragen noopt tot voortdurende zelfreflectie en dialoog en de KNAW zal daar vanuit haar rol een bijdrage aan blijven leveren.
Marileen Dogterom
President KNAW